Nokia 5228 - Toegangspunten voor packet-gegevens

background image

Toegangspunten voor packet-gegevens

Selecteer Menu > Instellingen en Connectiviteit > Bestemmingen >

Toegangspunt en volg de instructies op het scherm.
Als u een packet-gegevenstoegangspunt wilt bewerken, opent u een van de

groepen met toegangspunten en selecteert u een toegangspunt dat gemarkeerd is

met

.

Volg de instructies van de serviceprovider.
Maak een keuze uit de volgende opties:
Naam toegangspunt — U krijgt de naam van het toegangspunt van de

serviceprovider.

Gebruikersnaam — De gebruikersnaam kan nodig zijn bij het maken van een

gegevensverbinding en wordt doorgaans verstrekt door uw serviceprovider.

Wachtwoord vragen — Selecteer Ja als u bij aanmelding op de server telkens

een nieuw wachtwoord moet invoeren of als u het wachtwoord niet in het

apparaat wilt opslaan.

Wachtwoord — Een wachtwoord kan nodig zijn bij het maken van een

gegevensverbinding en wordt doorgaans verstrekt door uw serviceprovider.

Authenticatie — Selecteer Beveiligd als uw wachtwoord altijd gecodeerd moet

worden verzonden of selecteer Normaal als uw wachtwoord indien mogelijk

gecodeerd moet worden verzonden.

Homepage — Voer het internetadres of het adres van de

multimediaberichtencentrale in, afhankelijk van het toegangspunt dat u instelt.

Toegangspunt gebruiken — Selecteer Na bevestiging als u wilt dat het

apparaat om bevestiging vraagt voordat de verbinding via dit toegangspunt

wordt gemaakt, of Automatisch als u wilt dat het apparaat met de bestemming

verbindt door dit toegangspunt automatisch te gebruiken.

Selecteer Opties > Geavanc. instellingen en kies een van de volgende opties:

Connectiviteit

© 2010 Nokia. Alle rechten voorbehouden.

92

background image

Netwerktype — Selecteer het internetprotocoltype voor het overbrengen van

gegevens naar en van uw apparaat. De overige instellingen zijn afhankelijk van

het geselecteerde netwerktype.

IP-adres telefoon (alleen voor IPv4) — Voer het IP-adres van het apparaat in.

DNS-adressen — Voer de IP-adressen van de primaire en secundaire DNS-

servers in (indien vereist voor de serviceprovider). Neem voor deze adressen

contact op met uw internetprovider.

Proxyserveradres — Voer het adres van de proxyserver in.

Proxypoortnummer — Voer het poortnummer van de proxyserver in.